Column on Cindy Moorman’s opening

 

30.04.2016

 

De cirkel

Anna van Suchtelen

Column naar aanleiding van de opening van Cindy Moorman’s tentoonstelling Position(s) in Dapiran Art Project Space

 

Er loopt een klein meisje rond in een stippeltjesjurk: honderden rode cirkeltjes zwermen om haar heen. De bezoekers hullen zich in gelen, roden, blauwen, zwarten en witten. Een groepje dansers in geel ligt boven op elkaar en vormt een cirkel, niet plat maar bol, een reuzenstip. Op de muren cirkels, honderden, duizenden. Tienduizenden. Cirkelbehang. Een cirkelmeisje. Een cirkelkunstenaar. Cirkelpubliek. De dansers blijven maar liggen op elkaar, het wordt bijna ongemakkelijk. Wij de bezoekers doen mee met kleur, niet met de cirkel. Wij zijn primaire kleuren, wij zijn goddelijk in onze eenvoud. Er is geen begin en geen einde.

Een tekening. Een boektitel. De schietschijf. De aureool. De eeuwigheid. De slang die in zijn staart bijt. De rozet. De doornenkroon. De rotonde. Het wiel. Het tandrad. De magische cirkel. De iglo. De elpee. De kring. Het perpetuum mobile. Het kompas. De passerlijn. De heksenkring. De dierenriem. De zeepbel. De koepel. Het kosmische diagram. Het logo. De Japanse vlag. De stip. Yin Yang. De Ronde Tafel. De heilige graal. De pupil. De ring. De munt. De letter o. De kring in het water. Het labyrint. De dans. De discus. De CD. De jaarringen van een boom. De globe. De arena. De bom. De pingpongbal. De hoepel. Het oog van de orkaan. De ring van vuur. De perfecte pannenkoek. De DVD. De kogel. De aarde. De maan. De zon. De planeten. De sterren.

Wat zou je als kunstenaar nog anders doen, als je de cirkel hebt om je in uit te drukken? Tijdelijkheid en eeuwigheid ineen: de cirkel als zeepbel en als kosmos. De zeepbel spat uiteen, de steen die de kringen in het water veroorzaakte is gezonken naar de bodem. De slang voelt zijn tanden in zijn vel en laat los. Maar de zon blijft draaien om de aarde. En de maan is elke maand weer vol. Het meisje ligt die nacht wakker in bed, ze kan niet slapen, het maanlicht schijnt dwars door de gordijnen naar binnen. Daar ligt ze in haar pyjama met stippen, en ze staart naar het cirkeltjesbehang dat doorloopt op het plafond en de vloer. Ze kan al tellen tot tien en ze begint te tellen en begint telkens opnieuw. Ze voelt voor het eerst iets van de oneindigheid van het bestaan, en in het kielzog van het oneindige komt daar de eindigheid met een klap binnen zeilen in haar jonge leven. En ze weet wat ze later wil worden. Zomaar ineens.